Dans van verloren geliefden

Standaard

Wanneer je met me danst
Dans dan zo ver
Tot waar alle geluid verstomt
En fluister Liefste, Liefste
Ga niet meer…

Wanneer je met me danst
Neem me dan in je armen
Op je schouders, in je hoofd
En vrij me als die laatste keer
De eerste keer

tumblr_m66hmi2glA1qhlpbbo1_1280

Wanneer je me met me danst
Wees dan bij me
En ik bij jou want
We hadden elkaar gezworen
Wij gaan nooit verloren

Dans nu met me
Mijn Liefste, Wij Liefste
Op ons lievelievelingslied

Dansen we samen
Jij mijn Eros
De Dance macabre
Ik jouw Thanatos

En ben ik er weer
Als die eerste keer
De laatste keer
Net als iedere keer
Wanneer je met me danst

Zonder woorden

Standaard

Mijn taal verstomde toen ik deze historische beelden zag en hun bijschriften las. Ik wil ze met je delen, maar zeg er verder niets over. Omdat deze foto’s meer waard zijn dan al mijn woorden vandaag.

Eerste ochtend dat er van links op rechts rijden werd overgeschakeld, Zweden 1967

De eerste ochtend dat er in Zweden van links op rechts rijden wordt overgeschakeld (1967)

Moeder zet kinderen te koop en verbergt haar gezicht, Chicago 1948

Een moeder verbergt beschaamd haar gezicht nadat ze haar vier kinderen te koop heeft gezet (Chicago, 1948)

Hoteleigenaar giet zuur in 'zijn' zwembad met kleurlingen, ca. 1964

Hoteleigenaar overgiet kleurlingen in zwembad met zuur (ca. 1964)

1907. Annette Kellerman komt op voor het vrouwenrecht om een  badpak te dragen. Ze werd gearresteerd.

Annette Kellerman komt op voor het vrouwenrecht om een badpak uit één stuk te dragen en wordt gearresteerd (1907)

Mijn blog toont maar een tiende van de foto’s die mij deden verstillen. Wie wil, kan de overige zesendertig hier bekijken.

Getipt voor valentijn: knoflookquiche

Standaard

Sommigen krijgen er geen genoeg van, anderen zien het als pure noodzaak. Mocht je het niet doorhebben, ik heb het hier niet over seks, maar over eten.

Ikzelf ben een graageter. Genieten van een goed maal staat hoog in mijn woordenboek. Liever dan mij vol te proppen aan één copieuze dis, verteer ik bij voorkeur de hele dag door. Kwaliteit is voor mij belangrijker dan kwantiteit. Dat heb ik bij zowat alles.

Bijna evenveel plezier als in het mezelf (laten) voeden, vind ik in het koken. Een van mijn favoriete gewassen voor in soepen, bij vlees of onder groenten, is het zwaar onderschatte look.

Knoflook, een heerlijke knol.

Knoflook, een heerlijke knol.

Mijn vroegste herinnering aan knoflook dateert van de lagere school. Een van mijn klasgenootjes was half Chinees. Ze rook anders dan alle andere kindjes die ik kende. Niet dat ze stonk ofzo, ze had gewoon een vreemde geur die haar mond verliet telkens wanneer ze sprak.

Ik denk dat ze vermoedde dat ik al meermaals iets misroken had, want op een dag zei ze – we stonden ver weg van de menigte op het grasveld:

‘Dit mag je tegen niemand zeggen, Tanoet. Maar ik slik pillen. Alle dagen. Knoflookpillen.’

Ik begreep haar niet goed. Wilde ze zich verontschuldigen voor haar mondreuk? Dacht ze dat het mij weleens teveel zou kunnen worden?

Ik wist niet goed wat ik moest zeggen, dus zei ik haar dat ik het niet erg vond. Dat iedereen wel iets heeft.

‘Neenee,’ antwoordde ze. ‘Ik heb niets. Maar ik slik ze omdat ze zo gezond zijn. In China doet ver iedereen dat.’

Trots was ik, dat ze haar geheim met juist mij gedeeld had. Voortaan zou ik haar verdedigen wanneer er iemand een opmerking dreigde te maken over haar adem, wat overigens nooit zou gebeuren.

Ik was haar dankbaar, want nu wist ik dat knoflook méér was dan alleen een middel tegen vampieren. Het was geen gevaarlijk, maar een gezondheidsbevorderend gewas.

Vampierensprookjes gaven knoflook een slechte naam.

Vampierensprookjes hebben knoflook een slechte naam gegeven.

Pas later, veel later, zag ik mijn moeder voor het eerst knoflook in haar spaghetti gebruiken. Ze sneed één teentje minuscuul fijn. Op mijn bord proefde er weinig van. Misschien had de saus wat pittiger gesmaakt, ik kon het niet zeggen. Maar ik was blij dat ook zij er het heil van inzag en voor een gezondere voeding koos.

En nu komt het spijtige van de zaak. Knoflook is – geheel onrechtmatig – nog steeds een taboegroente. Eet het nooit wanneer je de volgende ochtend een belangrijke meeting hebt! Zorg dat je steeds kauwgom op zak hebt als je bij vrienden gaat die het gebruiken! Dat en meer van die zever wordt je met de paplepel ingegeven. Ze zouden er beter een teentje look indoen, in die pap.

Debbie weet duidelijk nog niet hoe weldadig knoflook wel kan zijn.

Debbie kent enkel de bijwerking en niet de weldadige krachten van knoflook. Jammer.

Want knoflook verdient hulde. Het is een prachtig riekende ui. Het ziet er niet alleen mooi uit, als een soort van welgevormde melkklier met een teut en harige poep, het is ook weldadig voor cholesterol en bloeddruk, want die haalt het naar beneden.

Ik hou van de knisperingen die een bol maakt wanneer ik hem openbreek, van de indringende geur die aan mijn vingers blijft kleven, samen met de sappen, tijdens het versnijden van de tenen. Het aroma dat vrijkomt wanneer ik de look bak, daar kan geen simpele ajuin aan tippen.

Knoflook moet je eren (Dalibor Danilovic, AFP: Getty Images)

Knoflook moet je eren (Dalibor Danilovic, AFP: Getty Images)

Knoflook geurt naar het Zuiden en het Oosten. Eens vrijgelaten uit zijn net, ademt het cultuur. Ik kan de knollen niet missen, pers, snijd, droog en vermaal ze. Een van de lekkerste toepassingen die weinig gekend is – maar waarvan ik absoluut fan ben – is het koken en poffen van knoflook.

Omdat het binnen enkele weken valentijn is en ik je de kans wil geven om mijn argumenten pro knoflook indachtig deze bijzondere groente een tweede kans te geven, stel ik je een van mijn favoriete recepten voor: de knoflookquiche. Je hebt nog tweeënhalve week om het uit te proberen te proberen, stel me dus niet teleur.

Drie bollen look worden in deze hartige taart verwerkt. En het resultaat is verbluffend. Mensen die hem al geproefd hebben, spreken van ‘een smaakbom’, ‘een culinair orgasme’ en ‘de lekkerste quiche die ik ooit al gegeten heb’.

De taart heeft bovendien sterallures en hoort thuis op de kaart van ieder zichzelf respecterend restaurant. Ga er dus voor op 14 februari. Dit maal is een argument om je date of lief aan jou gekluisterd te houden. Zij of hij zal geen ander meer willen – en kunnen – kussen. Want knoflook is ook een afrodisiacum.

Ik heb genoeg betoogd. Mijn punt mag duidelijk zijn. Nu is het tijd om mijn goed bewaarde geheim te onthullen. En ik zeg het er graag bij: het recept is niet van mij, maar van de Israëlisch-Britse smaakmeester Yotam Ottolenghi. Als je van oosters en mediterraans koken houdt, moet je zijn boeken zeker in huis halen. Hierbij, dus:

‘het recept voor exquise knoflookquiche’

Benodigdheden:

–  Zonder deze zaken red je het niet: een goede oven, een taartvorm, bakpapier en vooral voldoende tijd.

Ingrediënten:

      1. Voor het deeg:

– wanneer je minder tijd of geen zin hebt, of gewoon niet zo handig bent: een pak kruimel- of bladerdeeg uit de supermarkt.

– wie zijn of haar handen graag vuil maakt, klikt hier voor het quichedeegrecept.

      2. Voor de vulling:

– 1 el boter (om taartvorm in te vetten), 3 bollen knoflook (jawel dus, drie!), 2 el olijfolie, 2 tl balsamicoazijn, 225 ml water, 3/4 el basterdsuiker, 1 volle el verse rozemarijnnaaldjes, 1 volle el verse tijmblaadjes, plus enkele takjes tijm, 125 g verse, romige geitenkaas, 125 g harde geitenkaas, 2 scharreleieren, 200 ml crème fraîche, zout, versgemalen peper, steunvulsel (bijvoorbeeld overjarige peulvruchten; ik gebruik knikkers)

Bereiding:

Vet een springvorm of gekartelde taartvorm in met boter. Rol het gekochte of zelfbereide deeg uit en prik de bodem een aantal keer in met een vork. Plaats het deeg daarna in het midden van je vorm en druk hem mooi tegen de bodem en de randen aan. Dek nu de bodem af met een cirkel bakpapier (moet je eerst uitknippen) en doe er het steunvulsel in. Laat de taartbodem 20 minuten in de koelkast rusten (als hij vooraf niet gerust heeft). Verwarm de oven voor op 180 graden.

Bak de taartbodem met het steunvulsel 20 minuten af, neem vervolgens het steunvulsel (bonen, linzen, knikkers) en bakpapier eruit en bak de taartbodem nog 5 à 10 minuten, tot het deeg goudgeel kleurt. Neem de taartbodem uit de oven en verlaag de oventemperatuur tot 160 graden.

Dankzij deze foto's weet je of je goed bezig bent (foto's Stijn Nieuwendijk, www.watatenzij.nl)

Dankzij deze foto’s weet je of je goed bezig bent (foto’s Stijn Nieuwendijk, http://www.watatenzij.nl)

Tijdens het bakken kan je de gekarameliseerde knoflook bereiden. Maak de teentjes los en pel ze. Doe de gepelde knoflook in een steelpan met voldoende water en laat ze 3 minuten zachtjes koken. Giet ze af, droog de pan af en doe knoflook en olijfolie in de pan. Bak de knoflook op halfhoog vuur ca. 2 minuten. Voeg de balsamicoazijn en het water toe, breng aan de kook en kook 10 minuten zachtjes door. Voeg de suiker, rozemarijn, tijmblaadjes en 1/4 tl zout toe. Kook het geheel zachtjes verder door tot het vocht is ingedikt en je een dik, donker stroopje krijgt.

Verbrokkel beide kaassoorten, en leg ze in bergjes over de taartbodem. Verdeel de knoflook met de stroop erover. Meng in een kom eieren, crème fraîche, 1/2 tl zout en gemalen peper door elkaar. Giet dit mengsel om de kaas en knoflook heen, zodat ze deels zichtbaar blijven. Bak de taart in het midden van de oven in 35 à 45 minuten gaar en goudbruin. Verwijder de rand van de springvorm, leg de takjes tijm op de taart en serveer onmiddellijk.

Je quiche zou er nu ongeveer zo moeten uitzien:

Deze overheerlijke taart met gekarameliseerde knoflook bezorgt jullie gegarandeerd een culinair orgasme (foto Martha Stewart)

Deze overheerlijke taart met gekarameliseerde knoflook bezorgt jullie gegarandeerd een culinair orgasme (foto Martha Stewart)

Presentatie:

Je looktaart is een streling voor het oog en de tong. Je kan hem vergezellen van een slaatje van jonge spinazie of een slamengeling. Besprenkel met wat balsamicoazijn, kruid met peper en zout. En voor wie er niet genoeg van krijgt, raad ik een heerlijke knoflookdressing aan.

Enjoy!

Wat beklijft

Standaard

Een beeld kan zo treffen dat je de hele context vergeet. Enkele seconden – of wat langer dan dat – ben je verstijfde focus, zonder besef van je waar en wanneer – laat staan van jezelf.

Gisteren werd ik danig recht geraakt door zo een beeld. Een simpele sculptuur, in de tuin van het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen.

Het gebeurde zoals het gaat en moet gaan: toevallig. Ik rustte uit bij een raam op de verdieping van het museum, ik had net de halve kunstgeschiedenis doorlopen.

Abrupt zag ik haar. Half meisje-half vrouw. Een gehouwen femella in de binnentuin.

Ze behield onverholen haar trots, zoals alleen beelden dat kunnen. Gelukkig kon mijn geschrokken expressie haar niet aangrijpen. Het laatste wat ik nu wilde, was haar doen wankelen.

Afbeelding

Ze confronteerde. Ik, binnen achter glas, haar beeld, naakt in de tuin. Ik liet me benaderen, kon niet anders. Het was alsof ze me wat wilde zeggen, als: ‘Het is goed. We zijn allemaal hetzelfde in onze paradijselijken hof. Ga nu maar verder, maar vergeet me niet.’

Ze was zorgeloos dwingend. Anders dan haar vereeuwigen kon ik niet. Deze foto is haar moment, ons moment samen.

En er is nog iets. Haar beeld leerde me iets dat ik vergeten was. Namelijk dat één simpel beeld, zonder prijs op het hoofd – ik weet niet wie haar creëerde, dat hoeft ook niet – meer kan treffen dan alle miljoenenkunst in een museumgebouw samen.

Zij herinnerde me eraan dat kunst niet altijd verheven of ingewikkeld moet zijn. Dat ze in de eerste plaats moet raken, diep en onverwacht. Je hoeft geen dingen kapot te analyseren alvorens ervan te gaan houden.

In al haar eenvoud, middenin de rondte en het lijnenspel van wat haar omgeeft, zal ze me bijblijven, telkens ik naar haar kijk of haar in gedachten zal zien verschijnen. Want vroeg of laat, misschien zelf nu al, wordt ze deel van mij.

Net als alles wat beklijft.

Wat oprecht raakt, verdient een plaats in ons. Daar komt veel op neer, maar we moeten het willen zien.

Lang leve de tafelschuimer

Standaard

Mijn lief vroeg het mij enkele dagen geleden. Hij stond in de keuken, was net thuis van zijn werk. Met een padje ging hij een koffie maken. Terwijl hij wachtte, wachtte tot het machien, of het water in het machien, opgewarmd was, zodat hij zijn tas met één druk op de knop kon laten vollopen, vroeg hij het:

‘Weet ge wie er dood is?’

Hij keek mij – ik zat op een stoel en was bijzonder blij dat hij thuis was – met opengesperde ogen aan. Ik had deze vraag niet zien aankomen en viel bijna achterover.

In het algemeen ben ik niet zo bezig met de dood. Of dat maak ik mezelf toch graag wijs. Het zal waarschijnlijk duren tot ik er hard mee geconfronteerd word. Oude mensen, maar ook kinderen, vrienden en jonge ouders kunnen ineens gaan. Zomaar. Zonder afscheid. Dat maakt achterblijvers gevoeliger voor de dood.

Ik hoopte dus dat het niemand was die ik kende. Het leek me ook onwaarschijnlijk. Dan had mijn lief me wel eerder gebeld. Toen hij mijn verbazing zag, vervolgde hij:

‘Titus is dood.’

Ik ken geen enkele Titus persoonlijk. Een geluk, dat was het zeker toen. Maar er schoot mij wel een naam te binnen. Van een Bekende Titus.

Retorisch polste ik ‘Titus?’ want ik verwachtte nog een aanvulling.

‘Ja, Titus. Titus De Voogdt.’

Het was hem waaraan ik had gedacht. Vreselijk. Ik vond het vreselijk. Titus De Voogdt, ook wel vermaard als jonge Vlaamse Sean Penn uit het fenomenale Steve + Sky, kort van stuk maar oneindig creatief. Gevierd als acteur op het doek en de planken, bezield als knutselaar op VIER. Zou hij, net hij, ons verlaten hebben?

Was de gevierde Titus De Voogdt dood?

Was de gevierde Titus De Voogdt dood?

De Voogdt had een vriendin. En een kindje. Ik wist niet of het een jongen of een meisje was. Het beeld van hem met zijn pasgeborene in de armen in de krant, dat vergeet ik nooit. Het was zo … zo echt, zo fragiel. Leven en liefde in hun puurste vorm.

‘Zo erg,’ zei ik. ‘Een drama. Hoe is hij gestorven?’

Ik weet graag hoe mensen aan hun einde komen. Een natuurlijke dood is courant, maar op vierendertigjarige leeftijd behoort een accident of een tragische zelfmoord ook tot de mogelijkheden. Een mens haalt zich wat in het hoofd. Ik zeg niet dat het gezond is.

‘Neergestoken,’ antwoordde mijn lief.

En plots, door dat ene woord, voelde ik ook opluchting. Opluchting, omdat het in mijn geheugenpaleis daagde dat er nog een àndere Titus was, die twee dagen eerder dood was gevonden door zijn vader. Ook tragisch, maar niet alle Titussen die je niet persoonlijk kent laten een even grote indruk achter.

Ik had ergens gelezen dat dit bijzonder figuur was doodgestoken. De manier waarop hij was vermoord, de barbaarse acte, was me beter bijgebleven dan de naam van het slachtoffer. Zo gaat dat, je kan nu eenmaal niet alles onthouden. Selecteren is noodzakelijk als je niet gek wil worden.

De overledene in kwestie heette – ik heb het even opgezocht – Titus Clarysse. Net als de acteur-naamgenoot was hij een bekend Gentenaar. Een Man zonder Vrees, in Vlaanderen en ver daarbuiten bekend om zijn daden.

De Titus die dood was, deed dingen waar ieder van ons weleens over fantaseert, maar slechts weinigen in de praktijk durven omzetten.

Hij ging op restaurant en bestelde de beste wijn van de kaart. Die slurpte hij samen met enkele overheerlijke oestertjes op, waarna hij de pootjes van zijn hoofdgerecht – vaak was dat perfect gekookte kreeft – uitzoog. Met stukjes versgebakken brood kuiste hij zijn bord uit, als compliment voor de chef. En als Titus niet voldaan was, bestelde hij nog een grote dame blanche. Met extra slagroom. En een whiskeytje. Een biertje misschien ook nog.

Titus ging graag all the way. En dat meer dan honderd keer. Maar de clou is, betalen deed hij niet. Hij was een vrijbuiter ofte freeloader met peperdure smaak. Het leverde hem de titel ‘Titus de Tafelschuimer’ op, nachtmerrie van de horeca en Held van menig Gentenaar. Titus was dus een uitvreter. Maar was dat ook de reden waarom hij werd doodgestoken?

Waar is dat hij nu en dan eens betrokken geraakte bij een gevecht. Zo ook afgelopen maandag, toen hij de fatale messteek toegediend kreeg. Wie iets uitvreet, wordt er vroeg of laat voor gestraft. Dat moet ook zijn belager gedacht hebben. We zullen waarschijnlijk nooit weten of Titus werd neergestoken met een koksmes.

De tafelschuimer zat voor de boter op zijn hoofd. In 2009 kreeg hij een celstraf van zes maanden en een boete van 1.650 euro. Hij onderging zijn straf. Maar de goesting bleef, en hij schoof hij zijn benen steeds vervaarlijker onder tafel. Zijn laatste bouffe werd hem mogelijk fataal. Ik hoop dan ook dat het een goeie was.

Na de bevestiging door mijn lief van Titus Clarysses dood voelde ik algauw ook droefheid. Ik wilde de lefgozer zien. Dat kon, gelukkig, op het internet. Ik googelde ‘Titus de tafelschuimer’ en klikte op een foto van hem op restaurant.

Titus bleek een tengere man met een te brede jas. Hij droeg een dikke snor met een scheiding in het midden, alsof hij ze iedere dag kamde. Zijn haar moet redelijk lang geweest zijn, want hij had een staart. Titus keek wat vermoeid in de lens terwijl hij met zijn linkerhand zijn vork in een sappig stuk vlees probeerde te steken, ik vermoed een entrecote. Er stonden ook een kom frietjes en een Ice Tea op tafel. Naast hem poseerde een ober met een half gezicht. Wellicht wilde die niet herkenbaar in beeld.

Ook vandaag denk ik aan je, Titus. Misschien omdat ik me schaam. Want ik heb opluchting gevoeld bij je dood, maar niet om dezelfde redenen als de mensen die jou dood hebben gewenst of gestoken. Ik hoop dat je dat beseft. Jij was en blijft een held, je hebt je plaats in de Vlaamse geschiedenis meer dan verdiend. Want jij hebt gedurfd waar anderen van dromen, jij wist waar je ballen hingen.

Moest ik je nog iets kunnen vragen, dan zou het zijn of je voor die steak-friet betaald hebt. Ik hoop met heel mijn hart van niet. Ik hoop dat je de ober en chef-kok ook daar te grazen hebt genomen, in je zegetocht door Gent. Dat je met je gestolen koekjes in de hand fier in de nacht gezwaaid hebt. Ik hoop dat je je laatste verhaal nog hebt kunnen vertellen, nagenietend van die zoete sneukel, dat je je laatste glas nog hebt kunnen heffen, toen, die fatale nacht, terwijl iedereen in het café jaloers was op je lef. En vooral, dat je anderen geïnspireerd hebt om je levenswerk verder te zetten nu je er niet meer bent. Deze woorden zijn dan ook voor jou en iedereen die zich geroepen voelt:

Titus, hopelijk heb je ook hiervoor niet betaald...

Titus, hopelijk heb je ook hiervoor niet betaald…

De tafelschuimer is dood… Lang leve de tafelschuimer. In ieder van ons.

Zet hart boven hard

Standaard
 

Het zal je maar overkomen, arm geboren worden in een rijk land zoals België. Het zal je maar gebeuren, je hele leven stampen in de Vlaamse klei, en dan, bàf, zonder werk vallen.

Je woont in een veel te klein huis in de stad waar je bent opgegroeid en voor kapster hebt gestudeerd. Maar je vond daarin geen werk en bent inpakster en later caissière geworden. En altijd diezelfde kritiek: je werkt niet snel genoeg. Gelukkig ben al even niet meer alleen, je hebt een vriend nu. Het gaat goed, zo goed als het gaat. Sinds kort huren jullie een huis aan een woekerprijs. Jullie konden de waarborg amper betalen, maar ach, je bent content. Want je bent niet meer alleen en kan samen met je lief naar jullie tv op afbetaling kijken.

Je bent gelukkig dat je werk hebt, ook al was je liever kapster geweest ©Nini Wanted

Je was gelukkig dat je werk had, al was je liever kapster geworden (© Nini Wanted)

Alleen was het erger geweest. Dan had je moeten intrekken bij je ouders. Dat doe je niet op je vierendertigste. Toch? En dan gisterenochtend. Dat nieuws. ‘Je moet niet meer terugkomen. We hebben al iemand anders. Je hebt genoeg verwittigingen gekregen’. Je weet dat je nooit sneller zal worden dan dit.

En dus die droom helemaal aan diggelen. Kopen in de stad, of zelfs de rand, zat er voor jou alleen niet in. Maar met twee weddes – je vriend is arbeider – zou het gelukt zijn. Dacht je. Want jullie zijn vorige week naar de bank geweest en 160.000 euro is het maximum dat jullie kunnen lenen. Een huis in het centrum kost dubbel zoveel. Dan moet je nog een koppel vinden, dat is absurd.

‘En de ouders? Kunnen die niets inbrengen?’ had de bankbediende gevraagd. Je vader leeft van een uitkering. Ook ontslagen. In een depressie gesukkeld en er niet meer uitgeraakt. Je moeder werkt ook als kassierster, alsof het iets genetisch is, dat van moeder op dochter overgaat. Een wedde van 1.200 euro en een kleine uitkering, daarop kan je amper besparen. Ze wonen in een sociale woning, je ouders. Jij en je vriend staan op een wachtlijst. Het wachten duurt lang, zeker in de stad.

Misschien dan toch maar verkassen naar het West-Vlaamse hinterland, of meer zuidelijk, de Ardennen. Daar zouden jullie iets kunnen vinden dat binnen het budget past. Maar nu niet meer, want jij bent werkloos. En dan nog, want noch jij, noch je vriend kennen mensen in West-Vlaanderen. Jullie zijn niet zo sociaal. En de Ardennen zijn schoon, maar jullie spreken geen jota Frans. Stop toch met dromen.

Je voelt je schuldig omdat je geen baan hebt. Wat beteken je nu nog? Je wilt niet doppen. Doppen, dat is voor marginalen. En dat ben jij niet, ook al word je je hele leven zo bekeken. Wat ga je hele dagen doen? Thuiszitten voor het tv-scherm dat nog steeds niet is afbetaald?

Om een job te kunnen zoeken, moet je krachtig genoeg zijn.

Om een job te kunnen zoeken, moet je krachtig genoeg zijn.

Maar daar houdt het niet op. Want bàf, ook je vriend verliest zijn job. Nu zijn jullie allebei werkloos. Het is ontredderend. Je voelt je radeloos en verward.

Maar jij bent zo moedig en vindt na twee maanden een nieuwe job, als inpakster. Terug naar af, maar je geeft niet op. In tegenstelling tot je vriend. Die vindt zijn veerkracht niet terug. Hij vraagt zich af wat hij nog voorstelt, wat het leven nog voorstelt, wat jullie nog voorstellen. Hij heeft rare gedachten en drinkt, geen twee pinten per dag, maar een halve bak bier. Hij begint hele dagen op café te zitten.

Na maanden van twijfel ga je toch opnieuw bij je ouders worden. Nog meer naar af. Tot voor kort was je content, maar je gelooft niet dat je dat ooit nog zal worden. Je beseft dat je gedoemd bent om onderaan de ladder te blijven, want je valt steeds van die onderste tree. Jij moet niet dromen van een man in maatpak, van een dineetje op restaurant en van verre reizen – van reizen überhaupt. Jouw uitstap is er een naar de frituur op de hoek, waar je comfort food inkoopt voor jou en je ouders.

Met wat chance kan je voor de trouw van je beste vriendin een kleedje kopen in de H&M en hoef je niet naar Zeeman of Wibra. Discountwinkels als Action zijn jouw speeltuin. Hier kan je voor een prikje iets leuks kopen. Je doet je boodschappen in Aldi en Lidl, al naargelang de beste promoties. Duurzaamheid staat niet in je woordenboek. Wat maakt het uit, waar of hoe iets gemaakt wordt? Het kan ook moeilijk jouw zorg zijn, want jij overleeft.

Niets anders dan dit is de realiteit, in alle mogelijk denkbare variaties. Een waarheid waar wij, beste lezer, hoger opgeleiden, graag onze ogen voor sluiten. Want er is een sociaal vangnet voor bovenstaande ‘gevallen’. Ik hoor het je denken, het is een reflex waaraan ook ik mij bezondig.

Toch glijden steeds meer mannen en vrouwen, òòk hoger opgeleiden, in de hierboven geschetste afgrond af. Ons systeem vraagt steeds meer offers. We gaan steeds massaler naar de Actions, Aldi’s en Lidls, ook al vinden we onszelf allesbehalve marginaal. En ondertussen blijven we maar hameren op het belang van educatie, laat de anderen het maar doen, want zij kunnen, zo denken we, de sociale ongelijkheid wel wegwerken.

Helaas beseffen we niet dat de wortel van het probleem ook elders moet worden bestreden. Te beginnen bij onszelf. Want de impasse waarin we verkeren, is naast  economisch nog veel meer sociaal.

Een groot deel van ons asociaal gedrag gebeurt onbewust.

Een groot deel van ons asociaal gedrag gebeurt onbewust.

Onze spaarcenten brengen geen bal meer op, maar toch blijven we onze rekeningen angstvallig blokkeren. Voor later. Voor onze kinderen. Met hen blijven we gezellig thuis en kijken we naar de wereldproblemen op tv. Op de kerstmarkt tonen we ons gulle hart en geven we daklozen een euro. Om ons geweten voor een heel jaar te sussen. En ondertussen overspoelen we elkaar met nutteloze cadeaus van honderden euro’s. Ook ik bezondig mij daaraan.

We voelen medelijden, maar geen medeleven meer. Liever sluiten we onze ogen voor de armoede die om de hoek loert. Misschien net omdat ze zo nabij is. Hierdoor missen we echter een groot deel van authentiek menselijk contact waardoor de hulpbehoevende ander, onze lageropgeleide buur of collega, zichtbaar gemaakt wordt.

En zo voeden we een andere vorm van armoede. De sociale armoede, die wij aan komende generaties doorgeven. De hardwerkende Vlaming die het voor elkaar denkt te hebben, maakt door dit oogkleppengedrag niet enkel zichzelf maar ook zijn kinderen een pak armer. Hij maakt ze harder in plaats van hartiger. Is dat de samenleving die wij willen?

Velen onder ons slagen er steeds beter in om hun menselijke natuur te verhullen, om hun nood aan verbinding te beperken tot hun gezin en een selecte vriendenkring – als die beiden al te combineren zijn. Maar wat als dat gezin, met of zonder kinderen, uit elkaar spat, en vrienden en familie ver weg lijken? Dan is er gelukkig nog ons zo uitgefoeterd sociaal vangnet. Waarover we ons lijken te schamen, want ‘wij’ hebben dat niet nodig. ‘Wij’ zijn geen profiteurs.

Tot ons sterven toe streven we ernaar om ‘normaal’ te zijn. Maar we beseffen niet dat we die norm op bepaalde momenten in ons leven, door omstandigheden die we vaak niet zelf in de hand hebben, niet meer zullen of kunnen halen.

Dus blijven we verder tegen onze natuur ingaan. We vechten ons bont en blauw om toch maar niet te hoeven tonen wie we echt zijn: kwetsbare mensen die verlangen naar verbondenheid, met elkaar en met de wereld.

Daarom houd ik hier, op mijn bescheiden blog, naar mijn bescheiden mening, een warme oproep voor minder compassie, en meer empathie.

We moeten niet passief mee-lijden, maar actief mee-leven. Veel vraagt dat niet. Empathisch denken, waarbij we ons proberen in te leven in de gevoelens en de levens van anderen, is de enige manier om echt dichter bij elkaar te komen. Het zit in onze natuur, wij zijn ‘homo empathicus’. Ik zal het je bewijzen aan de hand van volgend experiment.

Sluit even je ogen. Beeld je een vrouw achter de kassaband van een warenhuis in. Of een arbeider in een fabriek. Zie je die persoon? Kijk vanop een dichte afstand naar het gezicht en zie dat het niemand minder is dan … jezelf. Je partner. Je kind. Laat de confrontatie toe, en erken het. Het ‘wij’ versus ‘zij’ ideaal, waarbij wij ‘beter’ zijn, is te ver doorgeslagen. We leven in andere werelden en kennen onze medemensen niet meer.

De mens is gemaakt voor verbondenheid.

De mens is gemaakt voor verbondenheid. Wij zijn ‘homo empathicus’.

Te laat is het nog niet, maar het is wel hoog tijd voor meer sociabiliteit, voor een ‘wij-verhaal’. Want wij zijn gemaakt om in groep te leven, naast maar vooral met elkaar. Sociale klassen zullen er altijd zijn, ik maak me geen illusies. Maar laten we in plaats van mensen zoals die in dit verhaal hier te marginaliseren en hen van ‘profitariaat’ te betichten, proberen te begrijpen. Want zij hadden ik of jij kunnen zijn.

Zet je hart boven je hardheid. Praat eens met de arbeider of wegenwerker die je dagelijks ziet, bedank de caissière in plaats van haar een boze blik te geven omdat ze naar jouw gevoel niet snel genoeg werkt. Toon interesse in je medemens. Je zal zien, het doet deugd. En het brengt je dichter bij jezelf, en zo bij een menselijkere wereld.

Achter ieder gordijn ligt een wereld

Standaard

Een eerste blogpost moet spontaan zijn. Ik ben hier niet met een plan aan begonnen. Het gebeurde zomaar, een ingeving van het moment. Misschien ergens een eureka achterin mijn hoofd, alsof ik de uitkomst van een moeilijke opgave had gevonden. “Vandaag doe iets gedurfds. Vandaag doe ik het. Ja, vandaag ga ik virtueel. Ik start een blog.”

Het gevoel dat ik wil delen is er al mijn hele leven geweest en zal er ook altijd zijn. Het is een universele menselijke behoefte om je ei of zaad kwijt te kunnen, om te verbinden en om ergens toe te behoren. Sharen, quoi.

Waarom nog langer wachten, dacht ik dus. Meegaan in de veronderstelling dat het internet een verknipte plek is, vol mensen die misschien nog gekker zijn dan ik, leek me te gek voor woorden. Ik ben geen aanhanger van de angstpsychose die te veel mensen belijden. Het zou betekenen dat ik hier en nu moet stoppen met schrijven, me moet terugtrekken achter gesloten gordijnen en moet ophouden te leven. Maar dat weiger ik te doen. Want achter ieder gordijn ligt een wereld die het ontdekken waard is.

Afbeelding

Deze bescheiden blog toont een stukje van de wereld achter mijn gordijn, waarin ik ronddartel en soms ook voortploeter. Mijn persoonlijke ruimte is niet statisch of klein, maar verwonderlijk en schijnbaar grenzenloos, want ze staat in correlatie tot een veel grotere wereld die altijd voorts rolt en tolt, die mijn aandacht constant opzuigt en me verwondert. Ik behoor zowel mijn kleine als  die grotere wereld toe en ben content wanneer het over mijn ‘sense of belonging’ gaat.

Net dat gevoel, van thuiskomen bij mezelf en de ander, van saamhorigheid en gezonde curiositeit, wil ik met je delen: drijfveren, gedachten, gevoelens, kortom, de motor, of mooier nog, de stuwende asem achter het leven. Ik zal je hem laten voelen. Want dit leven hier en nu dwingt reflectie en respect af. Soms zal ik mijn (mal)contentement verdekt tonen, dan weer met veel woorden, en vaak doorverwijzend naar anderen die het nog beter kunnen uitleggen dan ik. Het warm water hoef ik niet meer opnieuw uit te vinden, ik kan er hooguit creatief mee omgaan.

Ik hoop mensen te bereiken die met evenveel of nog meer verwondering dan ik naar onze wereld en maatschappij kijken. Die vol in het leven (willen) staan, maar er soms niet in durven springen, uit gegronde maar vaak ook irrationele angst. Herken je jezelf, bezoek deze blog dan met tijd en stond. Luister, lees en voed je aan mijn woorden. Je bent welgekomen. En laat het vooral niet na om me jouw feedback te bezorgen. Om de wereld achter jouw gordijn te tonen. Want die is minstens even boeiend als de mijne.

Life’s Truly,

Tanoet